Foto: Berndt Klyvare
LAAT OP AARDE (1932)
VEERLIED (1941)
NON SERVIAM (1945)
WEGWŸZER NAAR DE ONDERWERELD (1967)
Euforie
Je zit alleen in de tuin met én zakboek, én broodje,
je fles en je pijp.
Het is nacht maar zo kalm dat de kaars zonder
flikkering brandt,
een weerschijn over de ruw-planken tafel verspreidt
en glinstert en fles en glas.
Je neemt én slok, én hap, je stopt je pijp en steekt
hem aan.
Je schrift én paar regels en overpeinst én ogenblik
de veeg van avondrood op weg naar morgenrood,
de zee van wilde kervel, groenwit schuimend in de
schemer van de zomernacht,
geen vlindr om de kaars maar muggenkoren in de eik,
de bladeren verstild in de lucht… En de esp die in
windstilte ritselt:
de hele natuur krachtig in liefde en dood om je heem.
Als was het de laatste avond voor én lange, lange reis:
je hebt het biljet in je zak en eindelijk alles gepakt.
En je kunt de nabijheid van verre landen voelen,
hoe alles in alles begrepen is, begin en eind tagelijk,
hoe hier en nu je vertrek en je thuiskomst zijn,
hoe dood en leven krachtig als wijn in je werken!
Ja, één zijn met de nacht, één met mijzelf, met de
kaarsvlam
die mij stil in de ogen ziet, ondoorgrondelijk en stil,
één met de esp die beeft en fluistert,
één met de bloemschermen die uit de duisternis
leunen en luistren
naar wat op de punt van mijk tong lag maar nooit
werd gezegd,
iets dat ik niet zou verraden zelfs als het kon.
En dat het zuiverste geluk mij doorstroomt!
En de vlam klimt… Alsof de bloemen steeds
dichterbij kwamen,
dichter en dichter, in iriserende glans, bij het licht.
Een huivering speelt door de esp, het avondroo d
krimpt
en alles wat onuitsprekelijk en ver was is
onuitsprekelijk nabij.
Gunnar Ekelöf: Laat op aarde. H.C. ten Berge & Marguérite Törnqvist. Meulenhoff, Amsterdam, 1975, s. 13-14
Some of the most appreciated poems by Gunnar Ekelöf on different languages.